Hoofdstuk 21
DE FRANSE REVOLUTIE: EEN BREUK MET HET ANCIEN REGIME (1789 – 1813)
SPANNINGEN IN FRANKRIJK AAN DE VOORAVOND VAN DE REVOLUTIE
Op het einde van de 18de eeuw krijgt de Franse samenleving te maken met een crisis op:
Financieel vlak
De Franse staat geeft jaar na jaar veel meer geld uit dan er binnenkomt. De hoge kosten zijn gelinkt aan de vele lonen die moeten uitbetaald worden, de hofhouding die erg duur is en de afbetaling van schulden (door de tekorten van de vorige jaren én leningen die men aanging om oorlog te kunnen voeren). De koning kan echter niet op eigen houtje nieuwe belastingen heffen omdat hij daarvoor de goedkeuring van het parlement moet krijgen. Dat parlement bestond vooral uit vertegenwoordigers van de Franse adel. Een voorstel om ook de adel en de geestelijken belastingen te doen betalen, werd dan ook door het parlement geweigerd. Waardoor Frankrijk in 1787 failliet gaat.
Economisch vlak
Er kwamen geregeld misoogsten voor in Frankrijk. Vaak leiden die tot hongersnood. Gedurende jaren hielden de Franse koningen de prijzen echter onder controle: ook in tijden van een tekort aan graan mochten de prijzen niet teveel stijgen. Er was zelfs een graanpolitie om dat te controleren. Maar op het einde van de 18de eeuw wordt deze regeling afgeschaft. Bij de volgende mislukte oogst stegen de graanprijzen dan ook enorm.
Het mercantilisme (het afsluiten van de eigen markt) heeft de Franse economie erg verzwakt: de kwaliteit van de producten die binnen Frankrijk gemaakt werden, was niet altijd goed en door het ontbreken van echte concurrentie vaak niet in verhouding met de kostprijs. Bovendien hebben heel wat investeerders en ondernemers het land verlaten. Als de markt op het einde van de 18de eeuw toch meer opengesteld wordt, kunnen de Fransen op veel gebieden de competitie niet aan wat zorgt voor veel faillissementen en een hoge werkloosheid.
Politiek vlak
Er komt steeds meer kritiek op het absolutisme (waarbij de koning enkel verantwoording moet geven aan God): zo vindt de adel dat zij het land (mee) zou moeten kunnen besturen.
De derde stand (burgerij, boeren en arbeiders) aanvaardt dan weer niet langer dat zij als enige moet opdraaien voor het overheidstekort terwijl adel en clerus zijn vrijgesteld van belastingen. In ruil voor het betalen van de belastingen wilden ook zij kunnen meebeslissen.
Het algemeen ongenoegen neemt toe, het land kreunt onder de economische crisis en wordt door het staatsbankroet onbestuurbaar.
Karikatuur “Paysan Béni par un évêque, soumis par un noble et payant l’impôt à un greffier.” door een anonieme kunstenaar (1789), Musée Carnavalet, Histoire de Paris, Parijs
HET EINDE VAN HET ANCIEN REGIME IN 1789
De enige manier om het staatsbankroet op te vangen is door extra belastingen te heffen. De koning kan dat echter niet alleen: hij moet daarvoor toestemming vragen aan het parlement. Dat parlement, waarin vooral vertegenwoordigers van de adel zitten, weigert echter omdat het geen zin heeft om zelf ook te moeten bijdragen.
De koning probeert het parlement daarop te passeren door de Staten-Generaal bijeen te roepen. De Staten-Generaal is een vergadering met vertegenwoordigers van de drie standen: de clerus, de adel en de derde stand (burgerij, boeren en arbeiders). Die vergadering bestond officieel al sinds de 14de eeuw maar was sinds 1615 niet meer samengekomen. De absolute koningen van toen hielden namelijk niet van inspraak van het volk en organiseerden de vergadering gedurende meer dan anderhalve eeuw niet meer.
Sindsdien is de samenleving echter sterkt veranderd en is de derde stand een zeer diverse groep van boeren, arbeiders en burgerij geworden. Die laatste groep is een erg rijke elite met veel economische macht die nu ook politieke macht wil. De ideeën van de verlichting die er van uitgaan dat voorrechten verworpen moeten worden en dat macht gebaseerd moet zijn op kennis en ervaring, vinden dan ook snel ingang bij de burgerij. Ze vinden dan ook dat de burgerij alle macht moet hebben, niet langer de clerus, de adel of het gewone volk.
Na wat getouwtrek krijgt de burgerij haar zin en neemt ze voortaan deel aan het bestuur.
Aquarel “De bestorming van de Bastille” door Jean-Pierre Hoüel (1789), Bibliothèque Nationale de France. Bron: https://catalogue.bnf.fr/ark:/12148/cb40311593n
Het gewone volk blijft echter lijden: er is armoede, honger en werkloosheid.
Begin juli 1789 wordt de burgerij bang dat de koning een staatsgreep plant: ze merken dat het leger zich buiten Parijs verzamelt én een populaire burgerminister wordt vervangen door een conservatieve baron. De burgerij besluit het gewone volk te gebruiken om die plannen tegen te gaan: ze delen wapens uit en hitsen het volk op.
Parijs valt snel in hun handen en op 14 juli 1789 wordt de Bastille, een gevangenis en hét symbool voor het vorstelijk absolutisme van het Ancien Régime, bestormd en veroverd. Daarna breidt de opstand zich uit over heel Frankrijk: in het hele land plunderen revolutionairen kastelen en kloosters, de verblijfplaatsen van de heersende standen van het Ancien Régime. Veel edelen vluchten naar het buitenland.
De bevolking is bang dat de clerus en de adel hulp gaan zoeken in het buitenland om zo hun macht terug te krijgen. De ‘Assemblée nationale constituante‘ (de nationale grondwetgevende vergadering) die op 9 juli 1789 is opgericht, kondigt daarop enkele maatregelen aan die de basis leggen van een nieuwe samenleving:
- de afschaffing van de feodale rechten van de clerus en de adel;
- het opstellen van de Verklaring van de rechten van de Mens en de Burger (= juridische gelijkheid van alle onderdanen);
- en de afschaffing van de standenmaatschappij.
FRANKRIJK WORDT IN 1791 EEN CONSTITUTIONELE MONARCHIE
De verlichte elite (burgerij, leden van adel en edel) zet haar nieuwe maatschappijvisie om in de praktijk, zowel op politiek als op sociaal-economisch vlak.
Er komt een constitutionele monarchie. De vorst wordt met andere woorden voortaan onderworpen aan de grondwet of de constitutie: de soevereiniteit of het hoogste gezag ligt vanaf nu bij het volk en niet meer bij de koning.
Koning Lodewijk XVI ziet dit eerst niet goed zitten en probeert in 1791 te vluchten. Hij wordt echter gevangengenomen en moet daarna trouw aan de grondwet zweren.
In de nieuwe grondwet staan enkele belangrijke principes:
De scheiding der machten
De scheiding der machten moet ervoor zorgen dat de macht nooit meer in handen van één persoon kan terechtkomen: de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht worden dan ook strikt gescheiden. Het parlement staat voor de wetgevende macht, de regering (als hoofd van de ambtenaren, politie en leger) is de uitvoerende macht en de rechters kijken er op toe dat dit gebeurt met respect voor de gestemde wetten.
Het cijnskiesrecht
Het cijnskiesrecht linkt het recht om te gaan stemmen aan het feit of je al dan niet belastingen betaalt. Iedereen die een bepaalde som belastingen betaalt, krijgt automatisch één stem.
Zo wordt het stemrecht echter beperkt tot de rijken want de drempel lag hoog. Van de bijna 30 miljoen inwoners mochten er amper 4 miljoen stemmen.
De invoering van de wet Le Chapelier (1791) versterkt de macht van de burgerij nog meer.
De burgerij wil er absoluut voor zorgen dat de grote individuele vrijheid die ze op economisch vlak heeft ingevoerd (in tegenstelling tot het mercantilisme) ook gerespecteerd wordt. Ze zijn bang dat groepen arbeiders of verenigingen van ambachtslieden hun macht zouden gebruiken om extra voordelen af te dwingen of beperkingen op de vrije handel op te leggen.
Daarom besluiten ze
- de gilden en ambachten af te schaffen
- en bijkomsten en stakingen van sociale groepen te verbieden.
Het recht van het individu staat boven het recht van de groep.
Arbeiders kunnen zich niet langer organiseren, het sociaal vangnet voor de zwaksten in de samenleving valt weg en ze komen terecht in totale willekeur. De burgers hebben de macht volledig naar zich toegetrokken.
MEER WETEN?
De Franse revolutie
Wist je dat de Fransen in 1789 hun koning helemaal niet kwijt wilden? Waarom kozen ze uiteindelijk dan toch voor een republiek? En waarom gaven ze die enkele jaren later weer op om er een keizerrijk van te maken? John Green vertelt je in dit Crash Course-filmpje op youtube wat de aanleiding was voor de Franse revolutie, hij doorprikt enkele mythes én hij geeft je de belangrijkste gevolgen mee. En dat alles op een grappige manier. Kijk je mee?
Laat ze dan cake eten!
Koning Louis XVI was getrouwd met de Oostenrijkse Marie Antoinette. De tegenstanders van het koningshuis gebruiken haar als mikpunt: ze zou arrogant zijn en enorm veel geld verkwisten. Zo liet ze vlakbij het paleis van Versailles een fake dorpje bouwen om daar als boerinnetje te leven (ze had een hekel aan de vele regels aan het hof). Er is een boerderijtje, een schapenstal, een watermolen … Marie Antoinette en haar hofdames hoedden er schapen (die gewassen en geparfumeerd waren!) en molken de koeien.
Het gewone Franse volk vond dit decadent en wereldvreemd. De koningin was dan ook allesbehalve populair. Zo werd ook het (valse) gerucht verspreid dat de koningin over haar van honger stervende onderdanen zou gezegd hebben “Hebben ze geen brood meer? Waarom eten ze dan geen cake?”.
In 2006 maakte Sophie Coppola een film over het leven van deze opmerkelijke koningin. Klik hier voor de trailer van de film.
HET VOLK GRIJPT DE MACHT (1792 – 1794)
De vlucht van de koning in 1791 zorgt voor een radicalisering onder de bevolking. Men was zijn ontzag voor de koning verloren en er zijn steeds meer politici die openlijk voor een republiek beginnen ijveren.
Bovendien is het volk ontevreden: er is nog altijd grote armoede en honger en veel mensen hebben het gevoel dat ze nog meer onderdrukt worden dan vroeger. Alleen zijn het nu rijke burgers ipv de adel die hen uitbuiten. Er komen opstanden en in 1792 wordt het parlement vervangen door de Nationale Conventie. Die wordt samengesteld door algemeen stemrecht: elke volwassen man, ongeacht zijn bezit of diploma, mocht gaan stemmen.
De Nationale Conventie schaft de monarchie af en roept de republiek uit. Ze beschuldigen de koning van landverraad, veroordelen hem ter dood en brengen hem naar de guillotine.
Als reactie op de dood van koning Lodewijk XVI (of Louis Capet zoals de republikeinen hem noemden) verklaren de vorsten uit de omliggende landen Frankrijk de oorlog en breekt in het binnenland een burgeroorlog uit tussen royalisten en republikeinen. Er volgt een verplichte mobilisatie: mannen uit het hele land moeten bij het leger.
De Terreur
Om de binnen- en buitenlandse dreiging de baas te kunnen wordt in 1793 een schrikbewind (de Terreur) gevoerd.
Vrijheden worden teruggeschroefd, duizenden mensen die niet willen meewerken worden als ‘contrarevolutionairen’ beschouwd en gevangen gezet. Meer dan 40.000 mensen worden na schijnprocessen gedood. Heel vaak gebeurt dat met de guillotine.
Er worden wel een aantal beslissingen genomen die goed zijn voor het ‘gewone’ volk: eigendommen van rijken worden opgeëist en boeren krijgen de grond in bezit, maximumprijzen en een loonstop moeten speculatie tegengaan en levensmiddelen betaalbaar houden en de slavernij wordt afgeschaft.
Als reactie tegen deze dictatuur van het volk, breekt een nieuwe opstand uit die een einde maakt aan het schrikbewind.
DE BURGERIJ GRIJPT OPNIEUW DE MACHT (1794 – 1799)
Wanneer de interne en externe dreiging afneemt, grijpt de burgerij opnieuw de macht. Het schrikbewind of de terreur wordt in de zomer van 1794 afgeschaft en de leiders worden onthoofd.
De nieuwe elite, de burgerij, draait een heleboel hervormingen terug en ontneemt zo het volk opnieuw haar rechten: de maximumprijzen voor levensmiddelen worden bijvoorbeeld weer afgeschaft. Tegelijk probeert de burgerij er voor te zorgen dat er niet opnieuw een dictatuur kan ontstaan:
- de grondwet wordt hersteld;
- ze willen een republiek zonder president maar met verschillende leiders;
- ze voeren een strikte scheiding van de machten waarbij wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht elkaar moeten controleren;
- het cijnskiesrecht wordt opnieuw ingevoerd én ze bepalen dat twee derde van de verkozenen uit de burgerij moet komen.
Het nieuwe regime is erg zwak. Het slaagt er niet in de economische en financiële problemen aan te pakken en het grijpt zelfs naar geweld als de uitslag van de verkiezingen haar niet bevalt: royalisten (aanhangers van de monarchie) en radicalen (aanhangers van het algemeen stemrecht) behaalden na enkele verkiezingen de meerderheid in het parlement waarop de republikeinse burgers het leger inschakelen om de royalisten te laten deporteren.
Het leger slaagt er wel in verschillende grensgebieden te veroveren (o.a. de Zuidelijke Nederlanden (1794) en de Noord-Italiaanse staten (1793-1797) en verwerft de sympathie van de bevolking.
HET LEGER GRIJPT DE MACHT EN ZORGT VOOR RUST EN ORDE (1799 – 1815)
Op 9 november 1799 grijpt generaal Napoleon Bonaparte de macht. Hij schaft alle bestaande instellingen af en vervangt ze. Nieuwe instellingen moeten een oplossing zoeken voor de politieke, economische en financiële problemen.
Hij laat verkiezingen organiseren waarbij de volksvertegenwoordigers via algemeen stemrecht worden verkozen. Toch is de democratie ver te zoeken: Frankrijk is een een schijndemocratie geworden. Napoleon kan namelijk de samenstelling van de kieslijsten beïnvloeden, benoemt de ambtenaren in de verschillende instellingen én bezit zelf een quasi absolute macht.
Portret van keizer Napoleon I door het atelier van François Gérard (begin 19de eeuw), Rijksmuseum Amsterdam
Het volk legt zich daarbij neer, omdat het hoopt dat Napoleon de binnenlandse rust en de economische welvaart zal herstellen. Napoleon slaagt er in vrij korte tijd in om vrede te sluiten met de buurlanden en wordt uit dank daarvoor, na een volksraadpleging in 1802, verkozen tot Consul voor het leven.
Napoleon brengt politieke rust door Frankrijk te hervormen tot een gecentraliseerde, rationele staat volgens de principe van de Verlichting. Het land wordt bestuurd vanuit de hoofdstad en onderverdeeld in provincies, arrondissementen en kantons. Ambtenaren zorgen voor de uitvoering en naleving van de wet. Ook op gerechtelijk vlak komt eenzelfde hiërarchie tot stand terwijl de rechten van de burgers worden vastgelegd in een strafwetboek. Het herstel van de godsdienstvrijheid zorgt tenslotte voor godsdienstvrede.
Hij bereikt economische stabiliteit door nieuwe geldbiljetten uit te geven, maat- en gewichtsystemen vast te leggen, wegen en kanalen aan te leggen, vernieuwing en uitvindingen (financieel) te steunen en staatsonderwijs en universiteiten op te richten. De oprichting van de belastingdienst en het kadaster zorgt ervoor dat ambtenaren betrouwbare gegevens hebben om belastingen te innen op basis van loon en bezit. Het Rekenhof controleert de overheidsfinanciën.
De macht die hij zo verwerft is echter niet genoeg voor Napoleon. Rond de Consul ontstaat een grote hofhouding en hij kroont zichzelf in 1804 tot keizer. Zijn machtshonger komt ook tot uiting in zijn steeds groeiende drang naar meer grond. Verschillende regio’s worden geannexeerd of worden tot een nieuw regime opgedrongen. Napoleon maakt zijn familieleden tot vorst gekozen in o.a. Holland, Westfalen, Saksen, Beieren, Warschau, Spanje en Napels. De andere Europese grootmachten accepteren deze situatie vanzelfsprekend niet: het Europees machtsevenwicht is verstoord. Een nieuwe periode van oorlog begint.
Een nieuwe coalitie van Europese landen kan de Franse expansiedrang aanvankelijk niet tegenhouden. Door de vele oorlogen staat de economie echter onder druk en als Napoleon dan ook nog eens een enorme militaire nederlaag leidt in Rusland, groeit het ongenoegen bij de bevolking. Het ene na het andere gebied komt in opstand.
Pruisen, Rusland, Oostenrijk en Zweden brengen de Franse troepen in 1813 de beslissende nederlaag toe tijdens de zgn. Volkerenslag bij Leipzig. De Franse troepen worden overal verdreven en de buitenlandse troepen rukken op naar Parijs. De senaat wordt bijeengeroepen, Napoleon wordt verbannen en tot vorst van Elba benoemd, een klein eiland voor de Italiaanse kust.
Een nieuwe regering met Lodewijk XVIII (de jongere broer van de onthoofde Lodewijk XVI) wordt aan de macht geholpen. De verschillende Europese vorsten komen intussen in Wenen bijeen om de nieuwe machtsverhoudingen vast te leggen en om te verhinderen dat Frankrijk in de toekomst zijn dominantie over Europa zou herstellen.
Maar nog voor het Congres van Wenen is afgerond, keert Napoleon terug uit zijn verbanningsoord. De voormalige keizer is nog erg populair in Frankrijk en kan opnieuw de macht grijpen en een regering vormen. Lodewijk XVIII vlucht naar Gent. De Europese grootmachten verzamelen opnieuw hun troepen en proberen door de oprichting van een reuzencoalitie Napoleon definitief van de macht te verdrijven.
Napoleon wordt in 1815 dicht bij Waterloo verslaan, voor eeuwig de troon ontnomen en verbannen naar St. Helena, een eiland midden in de Atlantische Oceaan, tussen de Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse kust.
MEER WETEN?
Napoleon Bonaparte: Crash Course European History #22 © John Green / Crash Course
Napoleon
Weet je dat heel wat wetteksten die we vandaag gebruiken, geschreven zijn toen Napoleon aan het bewind was? Napoleon heeft niet alleen Frankrijk maar een groot deel van Europa (en zelfs de wereld) veranderd. Niet alleen door keizer van Frankrijk te worden of door een groot deel van Europa te veroveren, maar op heel wat andere manieren. Je hoort meer over deze intrigerende man in dit Crash Course-filmpje op youtube van John Green. Kijk mee en leer!
Wat hebben Napoleon en Hitler gemeen?
Zowel Napoleon als Hitler besloten, op het toppunt van hun macht, Rusland binnen te vallen. Napoleon doet dat in 1812 met het grootste leger dat Europa tot dan toe gezien heeft, Hitler probeert het in 1941.
In het begin trekken ze allebei met succes Rusland binnen. Maar beide keren passen de Russen de taktiek van de verschroeide aarde toe: elke keer als ze zich moeten terugtrekken vernietigen ze alle voorraden, hulpmiddelen en schuilplaatsen. Daardoor zijn zowel het Franse als het Duitse leger afhankelijk van hun eigen bevoorrading. Maar hoe verder ze Rusland binnentrekken, hoe langer het duurt voor hun bevoorrading ter plekke is (en hoe groter de kans dat de Russen hun aanvoerlijnen aanvallen en onderbreken).
Bovendien bijten zowel de Fransen als de Duitsers hun tanden stuk op de strenge Russische winter. Heel veel soldaten sterven dan ook door de kou en de barre omstandigheden. Zowel voor Napoleon als voor Hitler draait de oorlog tegen Rusland dus uit op een mislukking. En voor allebei blijkt het het begin van het einde van hun heerschappij geweest te zijn.
Wil je er meer over weten? Lees dan dit interessante artikel op Historiek.net.