Hoofdstuk 19
DE VERLICHTING (ca. 1700 – ca. 1800)
DE NAAM ‘VERLICHTING’
Verlichte denkers zetten in de 18de eeuw de wereld op zijn kop. Ze stelden zich tot doel om de duisternis (onwetendheid) uit de wereld te helpen door mensen het licht (kennis / verstand) te brengen. Hun ideeën verspreiden zich en beïnvloeden grote delen van de bevolking.
Verlichte denkers verwerpen alle argumenten die door traditie zijn opgelegd en niet door het verstand verklaard kunnen worden. Ze stellen bovendien ook het Ancien Régime (waarbij een absolute vorst alle macht heeft), in vraag op alle maatschappelijke vlakken:
Ontwerp voor een herdenkingsgebouw (Cénothaphe) voor Isaac Newton door Étienne-Louis Boullée (1784), Bibliothèque Nationale de France
Politiek vlak
Absolutisme: de koning bezit alle macht
Religieus vlak
Staatsgodsdienst: de koning beslist welk geloof zijn onderdanen mogen belijden
Sociaal vlak
Standenmaatschappij: de positie van elke burger ligt vast vanaf geboorte. Elke groep of stand heeft zijn rechten en plichten. Het is heel erg moeilijk om van stand te veranderen.
Economisch vlak
Mercantilisme: de overheid controleert de economie
Verlichte denkers beperken zich niet enkel tot deze maatschappelijke problemen. Ze bespreken ook thema’s zoals mensenrechten, gevangeniswezen, opvoeding, …
Hieronder bekijken we de invloed van de verlichting op vier domeinen: de politiek, cultuur, samenleven en economie. Telkens bespreken we de belangrijkste denkers en ideeën.
LICHT IN DE POLITIEK
John Locke (1632 – 1704)
Volgens de verlichtingsfilosoof John Locke wordt de mens gekenmerkt door een sterke vrijheidsdrang en individualisme. De mens beschikt over een natuurlijke vrijheid en is aan niemand onderworpen. Elke mens is bovendien individualistisch en probeert zoveel mogelijk zijn eigen wil te volgen om zoveel mogelijk eigen doelen te realiseren.
Locke formuleert drie idealen:
Onvervreemdbare rechten
Volkssouvereiniteit
Weerstandsrecht
Charles de Montesquieu (1689 – 1755)
De verlichtingsfilosoof Montesquieu is erg bezorgd om de machtsconcentratie. Hij stelt vast dat in het achttiende-eeuwse Frankrijk de macht gebundeld is bij één persoon, namelijk de koning. Machtswillekeur is daardoor schering en inslag. De vorst, die een alleenheerser is, kan naar eigen wil wetten uitvaardigen en laten uitvoeren. Dit houdt een groot gevaar in voor de vrijheden en rechten van de burgers.
Montesquieu streeft er naar een systeem uit te werken waarin machtswillekeur onmogelijk is. Net zoals Locke gelooft hij in de vrijheidsdrang van elke mens. Deze vrijheid moet beschermd worden. Montesquieu is van mening dat de persoonlijke vrijheden van elke burger kunnen beschermd worden door het principe van de scheiding der machten. De drie staatsmachten – wetgevende, uitvoerende en rechterlijke – mogen niet geconcentreerd zijn in één persoon of door één instantie. Er moet een strikte scheiding tussen de drie staatsmachten zijn.
Montesquieu is ook een vurig verdediger van het zogenaamde parlementarisme. Volkssoevereiniteit vindt hij een mooi begrip maar is volgens hem onmogelijk om consequent toe te passen in grote staten met een groot bevolkingsaantal.
Daarom is hij van mening dat het volk, gedurende een aantal jaren, zijn macht moet doorgeven aan een ‘volksvertegenwoordiger’. Het is onmogelijk om iedere burger naar zijn mening te vragen over elk politiek onderwerp. Daarom moet het volk op gezette tijdstippen een persoon aanduiden die zijn of haar mening verdedigt en vertolkt.
Gravure ‘Déclaration des droits de l’homme’ door (Claude) Niquet le jeune (1789), Bibliothèque Nationale de France
Rechten van de mens
Eind 18de eeuw zijn er verschillende revoluties. Heel wat van de revolutionaire leiders laten zich leiden door de politieke ideeën van Montesquieu, Locke, Voltaire, … .
Zo verklaren de Verenigde Staten zich in 1776 onafhankelijk van Groot Brittanië en zetten ze in hun nieuwe grondwet dat iedereen gelijk is voor de wet. Na de Franse revolutie in 1789 komt er een Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger. En de Nederlandse grondwet die werd aangenomen na de revolutie in 1795 stelt dat elke burger gelijk is voor de wet zonder onderscheiding van geboorte, bezitting, stand of rang. Bovendien voeren ze de vrijheid van meningsuiting, drukpers, vergadering en godsdienst in.
LICHT IN DE CULTUUR
Voltaire (1694 – 1778)
De verlichte denker Voltaire (een pseudoniem voor François-Marie Arouet) is een van de belangrijkste Franse verlichtingsfilosofen. Hij uit felle kritiek op de kerk maar is niet ongelovig. Voltaire is een deïst. Deïsten geloven dat God het heelal en de wereld als een klok hebben geschapen en aan het tikken hebben gebracht. Daarna blijft alles vanzelf verdergaan. Hij gelooft dus niet in een God die ingrijpt in het menselijke leven.
Net als veel andere verlichtingsfilosofen schuwt hij alles wat met traditie en autoriteitsspreken te maken heeft. De katholieke kerk is voor hen hét voorbeeld van een machtsinstituut dat de gewone man en vrouw belet om na te denken.
Voltaire vertrekt van de individuele vrijheden en rechten van elke mens. Godsdienstvrijheid is één van die persoonlijke vrijheden. Iedereen moet volgens hem het recht hebben om eender welke religie te kiezen, zonder dat deze persoon hiervoor vervolgd of gediscrimineerd wordt. Hij wil de religies dus niet afschaffen, integendeel, hij pleit voor religieuze verdraagzaamheid.
Dit staat in schril contrast met het ancien régime dat zich uitgesproken onverdraagzaam toonde naar andere religieuze overtuigingen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het Bloedplakkaat waarmee Karel V de jacht op de zgn. ‘ketters’ opende of later de Bartholomeüsnacht toen duizenden Franse protestanten vermoord werden.
De katholieke kerk komt niet zonder kleerscheuren door de verlichting en de Franse revolutie. In de 19deeeuw verschilt de kerk dan ook grondig met de staatskerk van het ancien régime.
LICHT IN DE SAMENLEVING
Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778)
De verlichtingsfilosoof Jean-Jacques Rousseau stelt de sociale gelijkheid voorop. Het bezit is voor hem een belangrijk kenmerk van de burgerlijke samenleving. Bezit kan voor hem het best afgeschaft worden want doorheen de geschiedenis is het steeds een voorwerp van conflict geweest. Rousseau verschilt hierin sterk met Adam Smith.
LICHT IN DE ECONOMIE
Adam Smith (1723 – 1790)
Adam Smith verwerpt in zijn theorie het protectionisme. Het protectionisme is een systeem waarbij taksen worden geheven om de invoer van afgewerkte producten te beperken en de uitvoer te stimuleren.
Het doel is het beschermen van de eigen economie, waarbij zo veel mogelijk winst wordt gecreëerd in eigen land. De overheid speelt, tijdens de periode van het vorstelijk absolutisme, een centrale en sturende rol.
Daartegen stelt hij het eigenbelang en de belangen van het volk. Beide kunnen volgens Adam Smith alleen maar beschermd worden wanneer de overheidstussenkomst beperkt is. De economie moet in zijn ogen dan ook zoveel mogelijk los staan van politiek.
De overheid is wel niet nutteloos. Smith legt de overheid drie belangrijke taken op:
Justitie
De overheid moet ervoor zorgen dat elke mens de bescherming krijgt, waar zij of hij recht op heeft.
Onderwijs
De overheid moet ervoor zorgen dat elke mens een basisscholing krijgt.
Openbare Werken
De overheid moet voor de infrastructuur zorgen die vrij verkeer en vlot transport garandeert.
Volgens Adam Smith is eigenbelang de drijfveer van elke mens. Omdat iedereen naar een betere situatie streeft, komt dit het algemeen belang ten goede als enkele basisregels van rechtvaardigheid gerespecteerd worden en corruptie besteden wordt.
Hij beweert bovendien dat vrije concurrentie binnen een land automatisch voor een stijgende welvaart en groei zorgt. Mensen kunnen immers alleen streven naar maximale winst wanneer ze zelf kunnen beslissen wat ze verkopen, aan welke kwaliteit, waar, wanneer en aan wie ze maar willen.
Wie er dan in slaagt perfect in te spelen op vraag en aanbod, krijgt maximale winst. Hij verwerpt het idee dat individuen kunnen profiteren van deze macht: vraag en aanbod passen zich volgens Adam Smith altijd automatisch aan elkaar aan. Hij noemt dit principe de onzichtbare hand van de markt.
De ideeën van Smith liggen aan de basis van het economisch liberalisme en het kapitalisme.
MEER WETEN?
De verlichting
De verlichting zorgde voor een grote ommekeer in de manier waarop mensen naar zichzelf en naar de wereld. In dit Crash Course-filmpje op youtube zet John Green op een rijtje hoe groot de ommekeer was, hij leert je de grootste verwezenlijkingen kennen en je hoort er de ideeën van heel wat verlichtingsfilosofen nog eens uitgelegd. En dat op een zeer creatieve manier. Kijk mee en leer!
Wat zijn mensenrechten?
Tijdens de verlichting maakte het idee dat alle mensen gelijke rechten zouden moeten hebben, dat er vrijheid van meningsuiting, van godsdienstbeleving, … een grote sprong vooruit. Vandaag hebben we de “Universele verklaring van de Rechten van de Mens” die door heel veel landen erkend is. Maar hoe is dat gelukt? En kunnen we nu op onze lauweren rusten of is er nog werk aan de winkel? Bekijk dit filmpje en leer er alles over …